
De invloed van de biologische klok op de stofwisseling is algemeen bekend, maar de rol van het tijdstip van eten in relatie tot de glucosestofwisseling en het risico op diabetes is nog onvoldoende onderzocht. Deze studie keek naar het verband tussen het tijdstip van eten in relatie tot de persoonlijke biologische klok en de insulinegevoeligheid. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre genetische en omgevingsfactoren invloed op eetpatronen hebben.
In deze studie werd bij 92 volwassen tweelingen de bloedsuikerwaarden gemeten via een orale glucosetolerantietest. Het eetpatroon werd in kaart gebracht aan de hand van vijfdaagse voedselregistraties, waarin gekeken werd naar tijdstip van eten, de verdeling van calorieën over de dag en hoe vaak iemand eet. Een belangrijk meetpunt was het calorisch middenpunt: het tijdstip waarop de helft van de dagelijkse calorieën is geconsumeerd. De circadiane timing van eten werd berekend als de afstand tussen dit tijdstip en het midden van de slaap (een maat voor iemands biologische ritme of chronotype).
Van alle eetpatroonfactoren bleek vooral de timing van het calorisch middenpunt (CCM) relevant. Een late CCM hing samen met een lagere insulinegevoeligheid, gemeten met de ISI Stumvoll-index (een schatting van insulinegevoeligheid op basis van glucose- en insulinewaarden na de glucosetest) en een hogere HOMA-index (een maat voor insulineresistentie, gebaseerd op nuchtere glucose en insuline). Ook lagen de nuchtere insulineniveaus hoger bij een latere CCM. Deze verbanden bleven bestaan na correctie voor geslacht, leeftijd, energie-inname en slaapduur. Daarnaast ging een late CCM gepaard met een hogere BMI en een grotere buikomtrek. Bijkomende factor is wel dat de timing van eten deels genetisch bepaald blijkt te zijn en bovendien sterk verbonden is met iemands slaappatroon.
De onderzoekers concluderen dat later eten ten opzichte van de interne biologische klok samenhangt met verminderde insulinegevoeligheid. Het vervroegen van het calorisch middenpunt naar een eerder moment van de dag kan gunstig zijn voor de glucosestofwisseling. Tegelijkertijd speelt wel dat genetische factoren bepalen in hoeverre zulke aanpassingen haalbaar of effectief zijn. Verder studies in grotere groepen zijn nodig om deze bevindingen nader te onderzoeken.
Referentie:
Vahlhaus, J., et al. (2025). Later eating timing in relation to an individual internal clock is associated with lower insulin sensitivity and affected by genetic factors. eBioMedicine, 116.